Sensorische informatieverwerking
Wat is het?
De informatie die we verzamelen met behulp van onze zintuigen[1] noemen we sensorische informatie; een ander woord daarvoor is: waarnemen. We gebruiken een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Als je kijkt naar een kaars weet je dat het een kaars is en waar hij voor dient. Je weet dat als hij brandt gevaarlijk en warm is omdat hij een lont heeft die brandt. Als een kaars niet brandt kun je hem rustig beetpakken. Dan voelt de kaars koud, glad en een beetje vettig aan. Door de kaars op te tillen en te betasten weet heb je geleerd hoeveel hij weegt en hoe hij aanvoelt. Je weet ook hoe een kaars ruikt. Je ziet de kaars met je ogen en je hebt al die andere dingen van hoe hij ruikt, voelt, of hij zwaar is, allemaal geleerd door er, vaak als kind al, aan te voelen en te ruiken. De waarschuwing voor gevaar wanneer de kaars brandt heb je vaak gehoord.
Al die verschillende informatie wordt steeds door de verschillende zintuigen opgenomen, in de hersenen verwerkt, daar samengebundeld en vervolgens opgeslagen in het geheugen. Zo hoeven we de kaars niet meer op te tillen, te voelen, of erin te knijpen, maar is het zien ervan al voldoende om te weten dat het een kaars is.
Naast de hierboven beschreven vorm van waarnemen kennen we ook een andere vorm: waarnemen of je beweegt of bewogen wordt. Vaak is deze vorm van waarneming voor ons aanleiding om iets te doen of juist niet te doen, passend bij de waarneming. In geval van gevaar kun je bijvoorbeeld vluchten. Ook bij de gewone dagelijkse activiteiten als eten of aankleden stuurt de waarneming ons gedrag.
1] Ogen, neus, oren, evenwichtsorgaan, huid, dieptegevoel in spieren en gewrichten ofwel proprioceptie
Samenvattend kun je zeggen dat sensorische integratie het waarnemen en verwerken van prikkels uit je eigen lijf en de omgeving is.
De sensorische prikkelverwerking begint al in de baarmoeder en gaat daarna steeds door. Het is de basis voor de ontwikkeling van het jonge kind in de ruimste zin van het woord. Het kind raakt bekend en vertrouwd met de ouders/verzorgers, de broers en zusjes en de omgeving. Denk maar eens aan het herkennen van een bekende geur, stem, geluiden in huis of een bekend gezicht. Ook de manier waarop het kind opgetild en gedragen wordt is bekend en geeft veiligheid, duidelijkheid en geborgenheid voor het kind.
Spelenderwijs ontwikkelen kinderen hun zintuigen en motoriek. Meestal gaat dat goed en bijna onopgemerkt, maar bij sommige kinderen duurt het langer of wijkt de ontwikkeling af van wat gebruikelijk is. Ze kunnen problemen met de verwerking van sensorische informatie hebben. Zo kunnen ze bijvoorbeeld (over)gevoelig zijn voor geluiden of dingen die zij zien of voelen/ervaren. Dat uit zich dan vervolgens vaak in hun gedrag. Ze zijn bijvoorbeeld heel onhandig of worden snel boos of angstig. Deze problemen kunnen overigens ook voorkomen bij hoog sensitieve kinderen, kinderen met DCD, een allergie, ADHD, een Autisme Spectrumstoornis (ASS), het syndroom van Down en verder ook bij kinderen met een motorische– of een verstandelijke handicap. Ook sommige baby’s, pubers en jong volwassenen zonder verdere stoornis of lichamelijke aandoening kunnen problemen met de prikkelverwerking hebben.
Wat gebeurt er als het anders verloopt?
Prikkels komen sterker binnen of juist minder sterk. Het kind kan informatie uit de omgeving of uit zijn eigen lichaam chaotisch, te zwak of juist te sterk waarnemen. Dit geeft vaak onrust of een onveilig gevoel bij het kind. Als gevolg daarvan reageert het kind anders dan verwacht. Het kind ontwikkelt een manier of een strategie om te kunnen omgaan met de verstoorde prikkelverwerking. Een voorbeeld hiervan is een kind dat zichzelf alert houdt door steeds te bewegen, te gaan staan achter zijn tafel of geluiden te maken. Dit kan soms voor onrust worden aangezien, terwijl het juist een strategie is geworden om alert te blijven en niet weg te dromen. Elk kind, ook een kind dat geen moeite heeft met de verwerking van prikkels, heeft zijn eigen strategieën ontwikkeld om met sensorische prikkels om te gaan om zodoende goed te kunnen functioneren. Soms gaat dit dus anders dan anders. Soms zijn kinderen bezig om zich af te schermen voor een overmaat aan prikkels Andere kinderen zoeken juist extra prikkels op door veel te bewegen of te friemelen. Sommige kinderen lijken – ogenschijnlijk – alles te horen, te zien, te voelen. Er zijn ook kinderen die juist bepaalde prikkels echt willen vermijden omdat ze hier bang voor zijn.
De gekozen strategie kan echter een innerlijke onrust geven of een onveilig gevoel en dan is het kind afgeleid of minder alert op zaken die er wel toe doen, zoals bijvoorbeeld opletten tijdens de instructie van de leerkracht of bij deelname aan het verkeer.
Mogelijke gevolgen
Het kind kan als gevolg van problemen met het verwerken van sensorische informatie wisselend zijn in het gedrag, moeite kunnen hebben met aandacht/concentratie en met het tempo dat van hem wordt verlangd. Hierdoor krijgt het de schoolse taken regelmatig niet af.
Bij het leren op school worden bij deze kinderen vaker problemen gezien dan bij andere kinderen van dezelfde leeftijd, bij het herkennen van vormen, onderscheiden van woorden of het opbouwen van een woordenschat.
Ook kunnen er problemen zijn zoals onhandigheid, veel vallen, slechte coördinatie, slecht evenwicht, moeite met aankleden en slordig eten.
Dit alles werkt vaak ook onzekerheid bij het kind in de hand. Hieruit kunnen spanningsklachten als hoofdpijn of buikpijn voortvloeien.
Het bestaan van problemen met verwerking van sensorische informatie is niet zo heel erg bekend. Dat kan problemen geven voor het kind, omdat het niet wordt begrepen door de omgeving. Onrust wordt al snel vertaald naar druk gedrag of niet willen luisteren. Dingen niet willen geeft binnen het gezin vaak stress en soms een machtsstrijd. In het dagelijks leven kunnen het kind, het gezin of de omgeving er veel last van ondervinden en soms ontstaan er rituelen, waar iedereen zich aan houdt, omdat de dagelijkse gang van zaken dan het gemakkelijkst verloopt, maar die moeilijk te doorbreken zijn.
Behandeling
Samen met de ouders wordt er bekeken wat de hulpvraag is. Met behulp van vragenlijsten welke door de ouders/verzorgers worden ingevuld, verslagen van andere behandelaars, zoals o.a. psychologen of orthopedagogen en een motorische observatie, wordt duidelijk hoe het kind met de prikkels uit zijn omgeving en uit zijn eigen lijf omgaat. We onderzoeken welke strategieën uw kind gebruikt om tot een (bewegings)oplossing te komen. Aan de hand van motorische observaties, de oudervragenlijsten en testen kunnen we beoordelen of de motoriek van uw kind overeenkomt met zijn of haar kalenderleeftijd en wat hij/zij moeilijk vindt. Dan wordt ook duidelijk waar de sterke punten van het kind, de kwetsbaarheden en de knelpunten liggen en wat de invloed van de verstoorde verwerking van sensorische informatie op het dagelijks leven is. Zo wordt ook duidelijk wat bij uw kind de beste ingang(en) kan zijn en wat ingezet kan worden om uw kind meer zelfvertrouwen en veiligheid te bieden. Er komt meer inzicht in hoe uw kind omgaat met prikkels en voor welke strategie hij of zij kiest om toch zo goed mogelijk te kunnen functioneren, thuis, op school, buiten of op de sportclub.
Samen met de ouders/ verzorgers, de omgeving, waaronder opa’s, oma’s, de oppas of het kinderdagverblijf en de leerkracht wordt geprobeerd om de omgeving zodanig af te stemmen dat het kind minder last heeft van storende invloeden en zich meer kan gaan richten op en beter focussen kan op de taken en eisen die aan hem of haar worden gesteld. Het kind is dan beter in staat tot interactie met de wereld om zich heen.
De behandeling met het kind zelf
De therapie ziet er uit als spel, waarbij het kind zelf een grote inbreng heeft. De activiteiten worden zo aangeboden dat ze de juiste sensorische informatie verschaffen en de daarbij passende reactie uitlokken, zodat het voor het kind een positieve ervaring wordt. Met de ouders wordt besproken hoe dit thuis geoefend kan worden. We gaan uit van het ontwikkelingsniveau van het kind, waarbij de therapeut de individuele doelen bewaakt en eventueel bijstuurt.
Tijdens de behandelperiode wordt regelmatig contact onderhouden met de ouders, de arts, kinderpsycholoog of orthopedagoog, andere behandelaars en de school.
De behandeling vindt plaats in de praktijk en bij jonge kinderen bij u thuis. In de thuissituatie zijn de adviezen en de behandeling altijd gekoppeld aan de het leven van alle dag. Adviezen worden gegeven om de ouders te ondersteunen bij het troosten, slapen, voeding/voedingsverwerking, interactie, opbouwen van een goede hechting, spel en communicatie. Van een afhankelijke zuigeling groeit het kind dan uit naar een ondernemende peuter/ kleuter/ schoolkind dat de wereld om zich heen en zichzelf steeds beter leert kennen en erin kan functioneren.
Mogelijke hulpvragen
- Hoe komt het dat mijn kind zo druk is?
- Mijn dochter droomt veel weg op school en mist daardoor de instructie van de juf. Hoe kunnen we haar helpen om zich beter te concentreren?
- Hoe kan ik mijn kind helpen zelf in slaap te vallen en een ritme te vinden?Kan ik mijn kind helpen om minder last te hebben van bepaalde geluiden of dingen die hij ziet?
- Mijn kind draagt graag dezelfde trui . Hij vindt dat andere truien of blouses zo kriebelen, zeker met van die labeltjes erin. Hoe krijgen we hem zover om ook andere kleren te dragen?
- Wat kunnen we doen op school, zodat mijn dochter zich beter kan concentreren in plaats van zo snel afgeleid te zijn door wat ze ziet en hoort om haar heen.
- Hoe kan ik mijn kind leren fietsen? En wat kunnen we doen aan de angst voor het klimmen en zwaaien met de touwen bij het klimmen? Zij heeft altijd buikpijn op de gym-dagen.
- Hoe kunnen we thuis van de maaltijd minder strijd maken en het eten van nieuwe dingen uitbreiden?
- Hoe kan de sensorische integratie dan helpen bij het je beter leren concentreren en rustiger worden? De kinderpsycholoog of orthopedagoog heeft ons doorverwezen in verband met de ADHD en wat nu?
- Hoe kan ik mijn kind helpen met leren spelen? Het lijkt net of ze niets leuk vindt, want alles wordt weggegooid.
- Het leren zwemmen is zo moeilijk omdat mijn kind niet met het hoofd onder water durft. Er lijkt geen enkele vooruitgang in het leren zwemmen te zitten. Hoe kunnen we haar hier bij helpen?
- Hoe kan ik mijn kind leren om sneller te rennen, zodat ze goed mee kan doen op het schoolplein en bij het buitenspelen. Of om te klimmen in het klimrek?
- Zou het kunnen dat de onhandigheid van mijn kind haar ook onzeker maakt bij het durven spelen met andere kinderen?
- Hoe kunnen we het gemakkelijker maken voor mijn kind om met veranderingen te leren omgaan?